Arnoud van Leuven en zijn echtgenote Isabella, heer en vrouwe van Breda, schenken aan de prior-provinciaal, de prior en en broeders van de orde van de Wilhelmieten de kapel van Huijbergen met de grond om daar een klooster van de orde te stichten, plaatsbiedend aan zes tot twaalf priesters, voegen hieraan 13 hoeve grond naar keuze rond de kapel aan toe, vrij van lasten, en nemen het geheel in hun bescherming op; dit wordt bevestigd, middels medebezegeling, door de deken van Hilvarenbeek, de pastoors van (Oud) Gastel en Bergen op Zoom en door de schout en schepenen van Bergen op Zoom.
Dillo-Van Synghel, Oorkondenboek van Noord-Brabant, II, nr. 1176.
Viris religiosis priori provinciali aliisque prioribus et fratribus ordinis sancti Guilielmi Arnoldus de Lovanio, dominus terre de Breda, et eius uxor Elisabeth, eiusdem terre domina, salutem in Domino.
Pietatis opus agi conspicitur, si religiosis personis facultas famulandi Domino ministretur.
Hinc est quod nos pro nostris ac nostrorum charorum peccaminibus diluendis premiisque perhennibus comparandis ad honorem Dei et eius sanctissime genitricis Marie Virginis damus et in puram conferimus salutem et eleemosynam vobis et per vos ordini vestro ecclesiam sive oratorium de Huyberg, Leodiensis dyocesis, in nostro allodio sitam et ad nostram collationem pleno patronatus iure spectantem, cum fundo suo construendis claustro et claustralibus officinis sufficienter spatioso et apto, necnon et cum omnibus suis decimis, oblationibus, redditibus, censibus, elemosinis, testamentis et legatis aliisque iuribus, que ad dictum oratorium in presentiarum pertinet ac pertinere poterunt in futurum, pleno iure perpetualiter libere possidendum, dummodo in fundo predicto domum vestri ordinis faciatis, sex ibidem dumtaxat presbyteros statuentes, et sic procedente tempore secundum vestram excrescentiam facultatum servientium Deo numerum augeatis, quousque duodecim fratres presbyteri de ipsis vestris facultatibus seu redditibus probabiliter poterunt sustentari. Qui presbyteri pro nobis ac nostre terre statu pacifico iugiter Dominum exorabunt et conscriptos dies obitus nostri annuos cum solempnitate debita celebrabunt tenebunturque singuli in singulis missis suis nostri coram Deo habere memoriam tam in vita iugiter quam in morte, erimusque nos plene participes bonorum omnium que tam per alios fratres ordinis quam per ipsos presbyteros Deus dignabitur operari.
Ad hec quoque vobis simili firmitate conferimus tredecim houvas seu mansos terre nove, ubicumque eas vel eos circa dictum oratorium in nostro allodio et ad ius nostrum spectante duxerunt eligendos, ita sane quod dicta terra vel mansi predicti vobis ac vestris mansionariis colonis ab omni prestatione decimarum, censuum, exactionum, angariarum et preangariarum liberi et quieti permaneant in futurum, nullo nobis aut nostris heredibus in sepedictis terris vel hominibus iure deinceps remanente nisi iurisdictione iusticie secularis, salvo etiam in omnibus supradictis personis ecclesiasticis quorum interesse constiterit in spiritualibus iure suo.
Preterea vos vestrosque mercennarios homines et colonos cum omnibus bonis vestris mobilibus et immobilibus, habitis et habendis, in nostram ac nostrorum heredum perpetuam suscepimus protectionem, defensuri vos et vestra ut predicitur, quantum sine iuris offensa possumus et debemus habeatisque in communibus terre nostre iis, aquis et pascuis sicut indigene plenariam potestatem.
Sane super omnibus donationibus hiis et promissis universas calumnias vel querelas vobis motas vel movendas aut per viam iusticie vel amicitie deponemus, ut per hoc sublato litigiorum strepitu liberis Domino mentibus serviatis.
In cuius rei vel facti perpetuam firmitatem duximus presentem paginam sigillorum nostrorum patricini muniendam.
Actum et datum in Bergen supra Zoom, anno M CC septuagesimo septimo, quarto ydus martii, in presentia testium ad hoc specialiter vocatorum et rogatorum, quorum nomina subscripta et sigilla presentibus sunt appensa.
Nos itaque Theodricus, decanus consilii Bekensis, Marcelius, investitus de Gestele, Willelmus, investitus de Bergen, sacerdotes, Petrus de Schoonhove, iudex in Bergen super Zoem, Marcelius de Gestele, Gobo filius Helewigis, Nicholaus dictus Faber, scabini eiusdem opidi, testes specialiter vocati et rogati, hec audientes et intelligentes, sigilla nostra propria hiis apponi fecimus in fortius robur et testium.
Datum ut supra, loco et die predictis.
Vertaald door Geertrui Van Synghel
Arnoud van Leuven en zijn echtgenote Isabella, heer en vrouwe van Breda, geven en schenken om hun zonden en die van hun geliefden uit te wissen en eeuwige beloning te ontvangen ter ere van God en de Heilige Maagd Maria als zuivere gift aan de prior-provinciaal, prioren en broeders van de orde van de Wilhelmieten de kerk of kapel van Huijbergen in het bisdom Luik, gelegen in hun eigen goed en waarvan het patronaatsrecht hun in volle recht toekomt. Zij schenken dit om het in volledig recht eeuwig vrij te bezitten, met de ondergrond om er een klooster te bouwen en voldoende kloostergebouwen, ruim en passend, en met alle tienden, offers, inkomsten, cijnzen, aalmoezen, testamenten en legaten en alle andere rechten, die nu bij de genoemde kapel horen en in de toekomst kunnen horen, op voorwaarde dat zij daar een huis van de Wilhelmietenorde maken, met tenminste zes priesters. In de loop van de tijd zullen zij, afhankelijk van de groei, de mogelijkheid hebben om het aantal te vermeerderen tot twaalf priesters die ze uit hun vermogen en inkomsten goed zullen kunnen onderhouden. Deze priesters zullen voor Arnoud en Isabella en de vredige staat van hun land onophoudelijk bidden tot God en op welomschreven dagen hun jaargetijden met de verschuldigde plechtigheid vieren en zij zullen gehouden zijn in hun gewone missen de gedachtenis aan Arnoud en Isabella altijd te houden, zowel bij leven als bij dood. Arnoud en Isabella zullen deelgenoot zijn aan alle goede zaken die God zowel door andere ordebroeders als door deze priesters waardig acht te verrichten. Zij dragen ook met dezelfde kracht dertien hoeve nieuw land over, waar zij deze ook rond de kapel uit willen kiezen in het eigen goed en behorend tot recht van Arnoud en Isabella, zodanig dat het genoemde land of hoeve voor hen en hun pachters vrij en rustig zal zijn van elke levering van tienden, cijnzen, heffingen, herediensten en voorheffingen in de toekomst en dat aan Arnoud en Isabella en aan hun erfgenamen geen enkel recht voorbehouden blijft in de genoemde gronden, tenzij de wereldlijke rechtsmacht, en behoudens ook de rechtsmacht voor alle voornoemde geestelijke personen wanneer het hun recht betreft in geestelijke zaken.
Bovendien hebben Arnoud en Isabella hen en hun pachters en hoevenaars met al hun goederen, roerende en onroerende, hebbend en nog hebbend, in hun eeuwige bescherming en die van hun erfgenamen opgenomen, en zij zullen hen verdedigen voor zover ze het kunnen en moeten zonder belediging van het recht; en zij zullen in de gemeenschappelijke wegen, wateren en weiden van het land van Breda de volle macht hebben net zoals de inheemse bewoners. De geschillen die over al hun schenkingen en beloften zouden kunnen ontstaan, zullen Arnoud en Isabella langs vriendschappelijke of gerechtelijke weg oplossen, opdat ze door het wegvallen van het rumoer van de ruzies met vrije geest God zouden dienen.
Arnoud en Isabella bezegelen.
Gedaan en gegeven te Bergen op Zoom, in 1277, in aanwezigheid van getuigen hiertoe speciaal geroepen en gevraagd. Hun namen staan hier onder geschreven en zij hebben mede bezegeld.
Dirk, deken van Hilvarenbeek, Marcelis, pastoor van Gastel, Willem, pastoor van Bergen op Zoom, priesters, Pieter van Schoonhoven, rechter van Bergen op Zoom, Marcelis van Gastel, Gobo, zoon van Heilwich, Nicolaas Faber, schepenen van Bergen op Zoom, als getuigen speciaal geroepen en gevraagd, alles gehoord en begrepen hebbend, hebben bezegeld.
Gegeven zoals eerder, op de voornoemde plaats en dag.