Broeder Thomas, proost van het klooster St.-Catharinadal nabij Wouw, en Gillis van Buizegem, ridder van de heer van Breda, verklaren inzake de grenskwestie van het vrij eigen goed van (Oud) Gastel met name genoemde getuigen onder ede gehoord te hebben, waarna Gillis de inwoners opdraagt de aangegeven grenzen, overeenkomstig de afgelegde verklaringen, te respecteren.
Dillo-Van Synghel, Oorkondenboek van Noord-Brabant, II, nr. 1193.
Frater Thomas, prepositus Vallis sancte Catharine iuxta Woude, et Egidius de Busenghem, miles domini de Breda, universis hoe presens scriptum visuris salutem et presenti testimonio litterarum scire veritatem.
Notum sit universis quod audivimus de terminis allodii de Gestele iurantes supra sacrosancta illos quorum nomina scripta sunt in presenti littera.
(1) Primitus illos de Gestele, scilicet Hermannum, Willelmum, Baselium, Alardum et Marselium, scabinos ibidem, Willelmum dictum Spirinc, Marselium filium eius, Ennekinum filium Arnoldi, Iohannem de Mere, Iohannem filium Clare, Walterum Rulmunt, Marselium filium sacerdotis, Hermannum filium Arnoldi, Willelmum de Mela, Willelmum Nigrum, Godefridum filium Vromont, Nycholaum Album, Rolandum, Olyverum fratrem eius, Theodericum filium Hylden, Egidium de Westberghe, Baldewinum filium Roberti et Robertum dictum Corda.
(2) Secundo illos de Etten, videlicet Hermannum de Aggere, Iohannem Rufum, Arnordum Fabrum, Willelmum de Kelsdonc, Iohannem Bulgart Enghele, Henricum Minnekene, Henricum fratrem Nokers et Willelmum filium Hugonis Magni.
(3) Tertio illos de parrochia de Nyspen, scilicet Iohannem filium Thome et Rodulphum.
(4) Quarto illos de Bergis super Zoem, videlicet Marselium de Gestele, scabinum in Bergis, Henricum dictum Braen et Paulum de Gheest.
(5) Quinto illos de Woude, videlicet Nicholaum filium Rolini et Iohannem fratrem eius.
(6) Sexto illos de parrochia de Havexdonc, scilicet Nicholaum dictum Garencoper, Nycholaum filium Witte Gobbe, scabinos ibidem, Nycholaum [fi]lium Diruwine, Henricum dictum Coriare, Gobbonem dictum Camerlinc, Ywamum, Hermannum filium Imme, Willelmum filium Margarete, Hermannum dictum Wale, Ennekinum et Henricum de Fine.
Scientes quod isti omnes prenominati in presenti pagina nominaverunt omnes terminos sive metas allodii predicti de Ghestele, iuramento mediante, in hunc modum, videlicet primum terminum incipientem in Dorlichtervenne et tendentem inferius in Lede et usque Dindelmonde et usque ad dimidietatem aque, et de Dindelmonde usque Markemonde et usque ad dimidietatem aque, et de Markemonde usque Overster Overmere et usque ad dimidietatem aque, et de Overster Overmere usque super Hoeghesten Halterberch et de Hoeghesten Halterberghe usque Dorlichtervenne.
Hoc autem facto, nos Egidius, miles predictus, commisimus illis de Ghestele ex parte domini de Breda quod tenerent allodium prefatum de Ghestele, sicut iuratum fuisset et ostensum, quousque econtrario aliquis sive aliqui melius et verius testimonium apportarent et ostenderent legittima ratione.
Et ne super hoc materia dubitationis verteretur, nos frater Thomas, prepositus prefatus, et nos Egidius, miles prenominatus, confirmavimus presens scriptum sigillis nostris una cum sigillis Marcelii predicti, scabini de Bergis, ac Henrici dicti Braen antedicti.
Datum et actum anno Domini millesimo ducentesimo septuagesimo nono, mense octobri.
Vertaald door Geertrui Van Synghel
Broeder Thomas, proost van het klooster Sint-Catharinadal nabij Wouw, en Gillis van Buizegem, ridder van de heer van Breda, maken bekend wat zij onder ede gehoord hebben van de getuigen, wiens namen in deze oorkonde staan, over de grenzen van het vrij eigen goed van Gastel.
(1) ten eerste die van Gastel, namelijk Herman, Willem, Basilius, Alard en Marcelis, schepenen van Gastel, Willem Spirinc, Marcelis, zijn zoon, Hannekijn, zoon van Arnoud, Jan van der Meer, Jan, zoon van Clara, Wouter Rulmunt, Marcelis, zoon van de pastoor, Herman, zoon van Arnoud, Willem van Mela, Willem de Zwarte, Godfried, zoon van Vromboud, Nicolaas de Witte, Roeland, Olivier, zijn broer, Dirk, zoon van Hilde, Gillis van Westberg, Boudewijn, zoon van Robert, en Robert Reude.
(2) ten tweede die van Etten, namelijk Herman van de Akker, Jan Rode, Arnoud Faber, Willem van Kelsdonk, Jan Busgart Enghele, Hendrik Minnekene, Hendrik, broer van Noker, en Willem, zoon van Hugo Grote.
(3) ten derde die van de parochie van Nispen, namelijk Jan, zoon van Thomas, en Rudolf.
(4) ten vierde die van Bergen op Zoom, namelijk Marcelis van Gastel, schepen van Bergen op Zoom, Hendrik Braen en Paulus van de Geest.
(5) ten vijfde die van Wouw, namelijk Nicolaas, zoon van Rulin, en Jan, zijn broer.
(6) ten zesde die van de parochie van Haviksdonk, namelijk Nicolaas Garenkoper, Nicolaas, zoon van Gobbe de Witte, schepenen daar, Nicolaas, zoon van Diruwine, Hendrik Coriare, Gobbe Kamerling, Ywein, Herman, zoon van Ymma, Willem, zoon van Margaretha, Herman Wale, Hannekijn en Hendrik van den Einde.
Het is te weten dat al deze voornoemde getuigen alle grenzen en afmetingen van het vrij eigen goed van Gastel benoemd hebben, onder ede, op deze wijze, namelijk de eerste grens beginnend in Doerlichtervenne en van onder strekkend naar Lede en tot Dintelmond en tot het midden van het water, en van Dintelmond tot Markemonde en tot het midden van het water, en van Markemonde tot Overste Overmeer en tot het midden van het water, en van Overste Overmeer tot boven Hoogste Halderberg en van Hoogste Halderberg tot Doerlichtervenne.
Nadat dit gedaan was heeft Gillis, de voornoemde ridder, de mensen van Gastel namens de heer van Breda opgedragen dat zij het voornoemde vrij eigen goed van Gastel zouden houden zoals gezworen is en aangetoond, totdat iemand het tegenovergestelde of een beter en echter getuigenis zou aandragen en op wettige manier zou aantonen.
Thomas, proost, en Gillis, ridder, bezegelen, samen met Marcelis, schepen van Bergen op Zoom, en Hendrik Braen.
Gegeven in 1279.