Gillis van Buizegem, ridder van Arnoud van Leuven, heer van Breda, stelt in diens opdracht, naar aanleiding van de verkoop aan abt en convent van de St.-Bernardsabdij (te Hemiksem) van de novale tiend binnen het vrij eigen goed (Oud) Gastel, de grenzen ervan vast en draagt allen, die onder de rechtsmacht van de heer van Breda vallen, op deze te respecteren.
Dillo-Van Synghel, Oorkondenboek van Noord-Brabant, II, nr. 1194.
Universis presentia visuris Egidius de Busenghem, miles nobilis viri domini Arnoldi de Lovanio, domini de Breda, salutem et noscere veritatem.
Cum dominus noster Arnoldus de Lovanio, dominus terre de Breda, decimas novalium solum segetum seu frugum infra terminos allodii de Ghestele existentium, emergentium et provenientium abbati et conventui sancti Bernardi ordinis Cysterciensis pleno iure vendiderit, dictis abbate et conventu instanter petentibus ut termini, mete seu distinctiones predicti allodii seu proprietatis legitime distinguerentur seu ostenderentur, nos vero ex speciali mandato domini nostri de Breda predicti ad locum qui Halterberghe nuncupatur accedentes, vocatis coram nobis qui propter hoc erant evocandi, testibus antiquioribus seu propinquioribus confinii predicte ville de Ghestele ad hoc vocatis priusque in forma iuris receptis seu iuratis et plene examinatis, diligenter inquisivimus veritatem. Testes nominati et infrascripti in divisione seu distinctione dictorum terminorum seu finium allodii seu proprietatis dicte ville de Ghestele in terminis predictis ostendendis seu ponendis unanimiter in suis dispositionibus concordaverunt, terminos predicti allodii in hunc modum ostendentes, ponentes seu distinguentes: quorum primum est in Dorlichtervenne, tendens inferius in Lede et usque Dindelmonde et ad dimidietatem aque predicte Lede, et de Dindelmonde usque ad Markemonde et ad dimidietatem aque que dicitur Striene, et de Markemonde usque Overste Overmere et ad dimidietatem aque que Marcha nuncupatur, et de Overste Overmere usque Hoeghesten Halterberghe, et de Hoeghesten Halterberghe usque Dorlichtervenne.
Nomina vero testium super predictis deponentium in forma iuris receptorum presenti pagina duximus inserenda.
(1) Primo nomina illorum de Ghestele, scilicet Hermannum filium Gherardi, Baselium filium Hermanni, Alardum dictum Scuteman, Willelmum dictum Vrommout, Marselium filium Willelmi, scabinos ibidem, Willelmum dictum Spinne, Marselium filium eius, Ennekinum filium Arnoldi, Iohannem de Mere, Gobbonem filium Hylde, Rulinum, Marselium filium sacerdotis, Hermannum filium Arnoldi, Willelmum de Molendino, Rodulphum Nigrum, Godefridum filium Vrommout, Nycholaum Album, Rolandum et Oliverum fratrem eius, Theodericum filium Hylde, Egidium de Westberghe, Balduinum filium Roberti et Robertum dictum Reude.
(2) Secundo illos de Etten, videlicet Hermannum de Aggere, Iohannem Rusum , Arnoldum Fabrum, Willelmum de Kelsdonc, Iohannem Busgart Enghele, Henricum Minnekene, Henricum fratrem Nokers et Wilielmum filium Hugonis Magni.
(3) Tercio illos de Nyspen, scilicet Iohannem filium Thome et Rodulphum Magnum.
(4) Quarto illos de Bergis super Zoem, videlicet Marselium de Ghestele, scabinum in Berghen, Henricum dictum Braen et Paulum de Gheest.
(5) Quinto illos de Woude, scilicet Nycolaum filium Rulini et Iohannem fratrem eius.
(6) Sexto illos de parrochia de Hauexdonc, videlicet Nycholaum dictum Garencopere, Nycholaum filium Gobbonis Albi, scabinos ibidem, Nycholaum filium Diruwine, Henricum dictum Coriare, Gobbonem dictum Camerlinc, Ywannum de Molendino, Hermannum filium Ymme, Willelmum filium Margarethe, Hermannum dictum Wale, Ennekinum et Henricum de Fine.
Quare cum per dictorum testium depositionem terminos, fines seu distinctiones plene invenimus et legittime ostensos, vobis universis et singulis ad iurisdictionem seu correctionem domini nostri predicti spectantibus firmiter precipiendo mandamus, auctoritate speciali domini nostri prenominati in hac parte nobis commissa, quatinus terminos, fines seu distinctiones allodii seu proprietatis dicte ville de Ghestele, prout per testes superius nominatos est manifestum seu divisum, perpetue observetis cum intimatione, quod quicunque predictos terminos allodii prefati de Ghestele seu proprietatis infringerent vel violarent emendam condignam ab eisdem recipere non omitteremus.
Et ut hec omnia predicta veritati nitantur et inviolabiliter observentur, presentes litteras sigillo nostro una cum sigillis viri discreti et religiosi fratris Thome, prepositi Vallis beate Catharine iuxta Woude, Marselii, scabini in Berghen, et Henrici dicti Braen, rogatorum ad hoc duximus muniendas.
Datum et actum anno Domini millesimo ducentesimo septuagesimo nono, feria tertia post festum beati Remigii et Bavonis.
Vertaald door Geertrui Van Synghel
Aangezien Arnoud van Leuven, heer van Breda, de novale tienden van de gewassen en vruchten vruchten binnen de grenzen van het vrij eigen goed van Gastel die er nu zijn en zullen komen voortkomen, met volledig recht heeft verkocht aan abt en convent van de Sint-Bernardsabdij van de Cisterciënzerorde, en abt en convent dringend verzocht hebben om de grenzen, afmetingen en afscheidingen van het vrij eigen goed en eigendom wettig af te palen en aan te tonen, heeft Gillis van Buizegem, ridder van Arnoud van Leuven, heer van Breda, op speciaal bevel van de heer van Breda, zorgvuldig de waarheid onderzocht, gaand naar de plaats die Halderberg wordt genoemd, in het bijzijn van degenen die hiervoor uitgenodigd waren om hierover geroepen te worden, de oudste getuigen en de naburen van het grensgebied van Gastel, hiertoe geroepen en eerst in de vorm van het recht ontvangen en beëdigd en voldoende onderzocht. De genoemde en hier beschreven getuigen hebben inzake de verdeling en afscheiding van de genoemde grenzen en einden van het vrij eigen goed en eigendom van Gastel unaniem overeenstemming bereikt in hun bepalingen door de voornoemde grenzen aan te tonen en te plaatsen, daarbij de grenzen van het vrij eigen goed op de volgende wijze aantonend, plaatsend en afbakenend: de eerste is in Doerlichtervenne, van onder strekkend naar de Lede en tot Dintelmond en tot het midden van het voornoemde water de Lede, en van Dintelmond tot Markemonde en tot het midden van het water, de Striene genoemd, en van Markemonde tot Overste Overmeer en tot het midden van het water, de Mark genoemd, en van Overste Overmeer tot Hoogste Halderberg en van Hoogste Halderberg tot Doerlichtervenne.
Gillis heeft de namen van de getuigen die hierover verklaringen hebben afgelegd in de vorm van het recht opgenomen:
(1) ten eerste de namen van personen uit Gastel, namelijk Herman, zoon van Gerard, Basilius, zoon van Herman, Alard Scuteman, Willem Vromboud, Marcelis, zoon van Willem, schepenen van Gastel, Willem Spirinc, Marcelis, zijn zoon, Hannekijn, zoon van Arnoud, Jan van der Meer, Gobbe, zoon van Hilde, Rulin, Marcelis, zoon van de pastoor, Herman, zoon van Arnoud, Willem van Mela, Rudolf de Zwarte, Godfried, zoon van Vromboud, Nicolaas de Witte, Roeland en Olivier, zijn broer, Dirk, zoon van Hilde, Gillis van Westberg, Boudewijn, zoon van Robert, en Robert Reude.
(2) ten tweede die van Etten, namelijk Herman van de Akker, Jan Rode, Arnoud Faber, Willem van Kelsdonk, Jan Busgart Enghele, Hendrik Minnekene, Hendrik, broer van Noker, en Willem, zoon van Hugo Grote.
(3) ten derde die van Nispen, namelijk Jan, zoon van Thomas, en Rudolf Grote.
(4) ten vierde die van Bergen op Zoom, namelijk Marcelis van Gastel, schepen van Bergen op Zoom, Hendrik Braen en Paulus van de Geest.
(5) ten vijfde die van Wouw, namelijk Nicolaas, zoon van Rulin, en Jan, zijn broer.
(6) ten zesde die van de parochie van Haviksdonk, namelijk Nicolaas Garenkoper, Nicolaas, zoon van Gobbe de Witte, schepenen daar, Nicolaas, zoon van Diruwine, Hendrik Coriare, Gobbe Kamerling, Ywein van de Molen, Herman, zoon van Ymma, Willem, zoon van Margaretha, Herman Wale, Hannekijn en Hendrik van den Einde.
Aangezien Gillis met de verklaring van de genoemde getuigen de grenzen, einden en afscheidingen volledig gevonden heeft en die wettig zijn aangetoond, beveelt hij indringend, hiertoe bekleed met de bijzondere bijvoegdheid van de heer van Breda, iedereen die onder de rechtsmacht en het rechtsgebied van de heer van Breda valt om de grenzen, einden en afscheidingen van het vrij eigen goed en eigendom van Gastel, zoals door de voornoemde getuigen is bekend gemaakt en verdeeld, altijd te respecteren onder de bepaling dat hij niet zal nalaten om van iedereen die inbreuk zou maken op de voornoemde grenzen van het vrij eigen goed en eigendom van Gastel of dit zou schenden, een passende boete te innen.
Gillis bezegelt, samen met Thomas, proost van het klooster Sint-Catharinadal nabij Wouw, Marcelis, schepen van Bergen op Zoom, en Hendrik Braen.
Gegeven en gedaan in 1279.