Gillis van Buizegem, ridder, verklaart dat abt en convent van de St.-Bernardsabdij (te Hemiksem) aan zijn heer Arnoud van Leuven, heer van Breda, 500 pond klein oud Leuvense munt hebben voldaan, verschuldigd voor de aankoop van 100 hoeve woeste grond in de parochie van (Oud) Gastel, middels de betaling op zijn aanwijzingen aan een aantal met name genoemde schuldeisers.
Dillo-Van Synghel, Oorkondenboek van Noord-Brabant, II, nr. 1217.
Universis presentes litteras inspecturis Egidius de Buzengheem, miles, salutem et scire veritatem.
Notum vobis facio tenore presentium litterarum mearum quod viri religiosi abbas et conventus Loci sancti Bernardi Cisterciensis ordinis persolverunt integraliter nobili viro, domino meo Arnoldo de Louanio, domino de Breda, quingentas libras Louanienses parve ac veteris monete in quibus eidem obligati fuerant ratione emptionis centum hovarum seu mansorum wastine, iacentis in parrochia de Ghestele, quam erga dictum dominum meum de Breda comparaverunt, et dederunt seu deliberaverunt dictos denarios bene et laudabiliter per summas et partes personis creditoribus dicti domini mei secundum quod, ex mandato eiusdem domini mei, ipsis dare disposui seu ordinavi, videlicet: domino Euerkoyo de Bruxella dicto Cambitori, centum et quadraginta libras; item cuidam militi de Francia, quadraginta et quinque libras; item domino Waltero de Cruniggheen, militi, tredecim libras; item octo libras, quas concesserunt predicto domino meo dum quadam vice pergeret Gandauum; item tres libras et quinque solidos Waltemo, burgensi Maghliniensi, pro expensis; item quinque solidos michi ipsi; item novem libras apud Louanium, pro expensis; item sex libras de quodam equo; item decem libras et decem solidos cuidam viro de Valenchinis pro armis; item Iohanni dicto Clinkart de Gandavo, centum libras; item Elizabeth Abertininne, oppidane Maghliniensi, viginti libras; item Waltero de Capella, decem libras; item Nicholao dicto Goedman de Antwerpia et sociis eius, triginta et quatuor libras; item Gerungho de Wentel de Antwerpia et sociis eius, viginti et quatuor libras; item Arnoldo de Orto de Antwerpia et sociis eius, sedecim libras; item Henrico Dibboude, viginti et unam libram; item Egidio de Molle, viginti et unam libras; item Willelmo de Alta Domo, novem libras; item Gerardo de Ycle, decem libras Louanienses parve ac veteris monete. Et talis debet intelligi omnis pecunia prelibata, ita quod universe petie seu summule prescripte summam quingentarum librarum predictarum perficiunt, de qua michi satisfactum esse ab dictis religiosis ad opus dicti domini mei de Breda profiteor et recognosco presentium testimonio litterarum.
In cuius rei testimonium sigillum meum presentibus est appensum.
Datum anno Domini M° CC° LXXX°mo secundo, feria tertia post festum Omnium Sanctorum.
Vertaald door Geertrui Van Synghel
Gillis van Buizegem, ridder, maakt bekend dat abt en convent van de Sint-Bernardsabdij van de Cisterciënzerorde aan zijn heer Arnoud van Leuven, heer van Breda, vijfhonderd pond klein Leuvense munt hebben afgelost voor de aankoop van honderd hoeve woeste grond in de parochie van Gastel, die zij hebben verworven van de heer van Breda, en dat zij deze penningen goed en prijzenswaardig hebben gegeven en overhandigd in geheel en in delen aan de crediteurs van de heer van Breda zoals Gillis, op bevel van de heer van Breda, beslist en bevolen had om het geld aan die personen te geven, namelijk aan heer Euerkoy van Brussel genaamd Wisselaar, honderdveertig pond; aan een zekere ridder van Frankrijk vijfenveertig pond; aan heer Wouter van Kruiningen, ridder, dertien pond; ook acht pond die zij toegestaan hebben aan de heer van Breda wanneer hij naar Gent zou oprukken; drie pond en vijf schelling aan Wouter, burger van Mechelen, voor de uitgaven; vijf schelling aan Gillis zelf; negen pond te Leuven, voor de uitgaven; zes pond voor een paard; tien pond en tien schelling aan een persoon uit Valenchiennes voor wapens; aan Jan Clinkart van Gent honderd pond; aan Elisabeth Albertininne, burgeres van Mechelen, twintig pond; aan Wouter van Capelle tien pond; aan Nicolaas Goedman van Antwerpen en zijn gezellen vierendertig pond; aan Gerong van Wentel van Antwerpen en zijn gezellen vierentwintig pond; aan Arnoud van Orto van Antwerpen en zijn gezellen zestien pond; aan Hendrik Dibboude eenentwintig pond; aan Gillis van Mol eenentwintig pond; aan Willem van den Hogenhuis negen pond; aan Gerard van Ikkel tien pond oude Leuvense munt. En het moet zo begrepen worden dat al het voornoemde geld, alle stukken en kleine bedragen de voorschreven som van vijfhonderd pond tot stand brengen, waarvan Gillis voldaan is door abt en convent van de Sint-Bernardsabdij ten behoeve van de heer van Breda.
Gillis bezegelt.
Gegeven in 1282.