Schepenen van Bergen op Zoom oorkonden dat Boudewijn van Antwerpen verklaart van proost en convent van het klooster St.-Catharinadal (bij Wouw) in jaarlijkse cijns te houden de helft van de kloostergoederen te Zwartenberg tegen 10 schelling Leuvens en 1 penning Vlaams, onder voorbehoud van de turf- en andere tiend, die hij afstaat aan het klooster.
Dillo-Van Synghel, Oorkondenboek van Noord-Brabant, II, nr. 1243.
Nos Henricus Braen et Willelmus Bigghe, scabini in Bergis super Zoem, notum facimus universis quod coram nobis constitutus Balduinus de Antwerpia recognovit se teneri ·· preposito et conventui Vallis sancte Katherine in decem solidis Louaniensium et uno denario Flandrensi annui census, singulis annis in die Animarum libere in perpetuum persolvendis, de medietate bonorum de Nigro Monte, que quidem bona dictus Baldewinus erga Gheilam relictam Lamberti filii Lamberti et eius manburnum comparavit, tali quidem adiecta conditione, si dictus Balduinus seu dicta bona possidens aut possidentes dicta die predictum censum non persolverint, extunc dictus prepositus potest et tenetur recipere dictum censum cum tali emenda cum qua dominus terre ibidem in confinio recipit censum suum. Decima etiam de turbonibus et aliis omnibus ibidem provenientibus cedet plenarie preposito et conventui, prout decet. Si vero dicto Balduino aut alicui alteri in posterum dicta bona vendere, alienare seu etiam permutare contigerit quoquomodo, omnia et singula fiant coram preposito predicto, sicut coram domino terre ibidem in talibus fieri est consuetum.
In cuius rei testimonium sigilla nostra ad preces predictorum presentibus litteris sunt appensa.
Datum anno Domini M° CC° LXXXmo sexto, in crastino Circonscisionis Domini.
Vertaald door Geertrui Van Synghel
Hendrik Braen en Willem Bigge, schepenen van Bergen op Zoom, maken bekend dat Boudewijn van Antwerpen in hun bijzijn heeft erkend dat hij tegen een jaarlijkse cijns van tien schellling Leuvens en een penning Vlaams, te voldoen op 2 november, van proost en convent van het klooster Sint-Catharinadal de helft van de goederen houdt te Zwartenberg, die Boudewijn heeft verkregen van Geile, weduwe van Lambert, zoon van Lambert, en van haar voogd. Hieraan is de voorwaarde toegevoegd dat de proost deze cijns kan en moet ontvangen met een dergelijke boete als de grondheer daar zijn cijns ontvangt in het aangrenzend gebied, wanneer Boudewijn en zijn goederen de cijns niet zouden opbrengen op de genoemde dag. De turftiend en alle andere opbrengsten daar zullen voor de proost en zijn convent zijn, zoals het hoort. Indien echter iemand in de toekomst de genoemde goederen aan Boudewijn of aan iemand anders zou willen verkopen, vervreemden of zelfs ruilen, dan zullen deze zaken gebeuren in bijzijn van de proost, zoals bij dergelijke zaken gebruikelijk is te doen in het bijzijn van de grondheer.
De schepenen bezegelen.
Gegeven in 1286.