Jan die Bere, ridder, en Everdei (van Lillo), schout van Antwerpen, leggen in opdracht van de hertog van Brabant de grensscheiding vast in de nieuwe woeste grond tussen de gebieden van de heer van Breda en de heer van Bergen op Zoom.
Dillo-Van Synghel, Oorkondenboek van Noord-Brabant, II, nr. 1280.
Wi heer Ian die Bere ende Everdey, scoutate van Antwerpen, maken cond allen denghenen die dese letteren zullen sien ende horen lesen dat wi be heede ons heren tsertoghene van Brabant hebben ghedaen ende ghewiist te houdene ene limitacie ende een paelinghe tusschen den here van Breda ende den here van Berghen op den Zoem van der vorscher wildert in dier manieren, die hierna volghet.
(1) Dats te verstane dat die ierste pael sal siin thuus daer die besiecte man in woend buten Halsteren, op Diederix huus van den Dike, ende van Diederix huus van den Dike te Dorlecht, ende van Dorlecht ten hoesten Halderberch, ende van den hoesten Halderberghe tote die pael, die staet ter Overster Mare, ende vandaer ten uuttersten huse te Sprundele, dat Harmans es des valkenaers, ende vandaer op den Puusberch, ende van den Puusberch tote den eyghene van Akeren, ende also neder toter Scelt toeghaende, dat den here van Breda toebehorich was, dat es al miins heer Gheraerds van Wezemale, here van Berghen, uutghenomen den moer, die leghet boven Calfsdonc van Dorlecht tote den weghe, die ghaet te Sprundele waerd.
(2) Daerof, van desen moer, so eist die helft, dat es te verstane die nortzide, die es miins heer Gheraerds van Berghen, ende die ander helft van desen moere zuutwaerd, die es des heren van Breda. Ende elc here die heeft sine gherechten, hoeghe ende neder, binnen sinen palen van der wildert.
(3) Vort sal elc here hebben ende behouden vor siin hanthoet van desen vors. moere die wildert, die leghet tusschen den moer ende Calfsdonc.
(4) Torp ende die wildert die leghet int eyghene van Akeren, die es des heren van Breda, ende die wildert die leghet te Scoten ende te Marxhem, die es miins heren Gheraerds van Berghen.
(5) Dese limitacie ende paelinghe hebben wii ghewiist te houdene, behoudelec yeghelecs mans rechte.
In orconden van desen dinghen ende omme kennisse der waerheit hebben wi onsen zeghele ghehanghen an dese lettere.
Dese lettere waerd ghegheven int iaer van dencarnacioene ons Heren dusent twehondert iaer ende neghentich, des manendaechs vor zente Martiinsdach.
Vertaald door Geertrui Van Synghel
Jan die Bere en Everdei, schout van Antwerpen, hebben in opdracht van de hertog van Brabant een grensscheiding en afpaling gemaakt in de woeste grond tussen het gebied van de heer van Breda en de heer van Bergen op Zoom.
(1) De eerste paal is het huis waar de zieke man woont buiten Halsteren, in het huis van Dirk van den Dijk, en van Dirks huis naar Doerlecht, van Doerlecht naar de oostzijde van Halderberg en van de oostzijde van Halderberg tot aan de paal die bij het Overste Meer staat, en van daar naar het laatste huis van Sprundel, dat van Herman de Valkenier is, en van daar op de Puusberg en van de Puusberg naar het bezit van Ekeren en zo naar beneden tot de Schelde, dat aan de heer van Breda toebehoorde, dat is allemaal van Gerard van Wezemaal, heer van Bergen op Zoom, met uitzondering van de moer die boven Kalsdonk ligt van Doerlecht tot de weg die richting Sprundel gaat.
(2) Van die moer is de helft, namelijk de noordzijde, van Gerard, heer van Bergen op Zoom, de andere helft zuidwaarts is van de heer van Breda. En elke heer heeft zijn hoge en lage rechtsmacht binnen zijn palen van de woeste grond.
(3) Verder heeft elke heer voor het handhaven van deze moer de woeste grond die ligt tussen het moer en Kalsdonk.
(4) Het dorp en de woeste grond die in het bezit van Ekeren ligt, die is van de heer van Breda; de woeste grond die te Schoten en Merksem ligt, die is van Gerard, heer van Bergen op Zoom.
(5) Deze grensscheiding en afpaling hebben Jan en Everdei vastgesteld om te houden, met uitzondering van ieders recht.
Jan en Everdei hebben bezegeld.
Gegeven in 1290.