U bent hier: Home Database Vertalingen Overzicht

ca. 1198, ONB II nr. 925

Hendrik I, hertog van Brabant, oorkondt dat Godfried II (van Breda en) van Schoten erkent dat het eigen goed van Breda de hertog toebehoort en dat hij al zijn eigen goed onder (Princen)hage aan de hertog in leen opgedraagt, waarna hij het van hem in leen terug ontvangt; voorts beleent de hertog hem met het veengebied tot aan de Striene en met het geleiderecht van Breda en bovendien met al zijn rechten in dit gebied, behoudens die over zijn dienst- en leenmannen.

Uitgave

Dillo-Van Synghel, Oorkondenboek van Noord-Brabant, II, nr. 925.

Tekst

Henricus , Dei gratia dux Lotharingie, notum esse volumus tam futuris quam presentibus quod Godefridus de Scotha allodium de Breda nostrum esse recognovit et omne allodium, quod habet infra indaginem quod vulgenhagen dicitur, in manus nostras resignavit et a nobis in feodo recepit, preterea venne usque Strine et conductum de Breda et insuper quicquid iuris in terra predicta habere debemus, exceptis ministerialibus nostris et feodo ministerialium et hominum nostrorum, ei et heredibus suis in feodo concessimus. Si vero predictus Godefridus de Scotha absque prole decesserit et uxor sua superstes fuerit, usumfructum in omnibus bonis suis quamdiu vixerit de nostra concessione obtinebit. Quod si aliquis iniuriam vel gravamen prefato Godefrido vel heredibus suis in predictis bonis inferre voluerit, consilio et auxilio semper ei assistemus.

Ut autem hec rata et inconvulsa permaneant presentem paginam inpressione sigilli nostri communiri fecimus.

Testes huius facti Henricus de Kuyc, Arnoldus de Wesemale, Walterus Alph, Alardus Rapa, Walterus Bach, Willelmus de Eekerne.

Vertaling door Geertrui Van Synghel

Hendrik, hertog van Lotharingen, maakt bekend dat Godfried van Schoten erkent dat het eigen goed van Breda en het hele eigen goed, dat hij heeft binnen de haag, in de volkstaal Hagen genoemd, van hem is en er in zijn handen afstand van heeft gedaan en het van hem in leen heeft ontvangen. Bovendien beleent hij Godfried en zijn erfgenamen met de veengebieden tot aan de Striene, het geleide van Breda en elk recht dat hij heeft in het voornoemde land, met uitzondering van zijn dienstmannen, hun lenen en zijn leenmannen. Indien Godfried van Schoten echter zonder nakomeling sterft en zijn vrouw overblijft, zal zij met toestemming van Hendrik het vruchtgebruik verwerven in al zijn goederen zolang ze leeft. Indien iemand Godfried of zijn erfgenamen in genoemde goederen onrecht of last zou willen toebrengen, dan zal Hendrik hem altijd met raad en daad bijstaan.

Hendrik bezegelt.

Getuigen: Hendrik van Cuijk, Arnoud van Wezemaal, Wouter Alph, Alard Rapa, Wouter Bach, Willem van Ekeren.



Document acties