Lijstweergave
- (1242 maart 13 – 1253 juni 22)
-
Willem I, heer van Horn en Altena, patroon van de kerk van Kortessem, bepaalt dat het jaarinkomen van een overleden kanunnik het daaropvolgende jaar voor de ene helft moet worden aangewend voor de aankoop van boeken en kerkelijke versierselen en voor de andere naar de kerkfabriek gaat. (Deperditum)
- 1253 juni 23
-
Gerard, aartsdiaken en waarnemer van Hugo, bisschop-elect van Luik, en meester Reinier, kanunniken van Tongeren, vaardigen op verzoek van Hugo, kardinaal-priester van Sancta Sabina, apostolisch legaat, naar aanleiding van hun visitatie een aantal statuten uit voor het kapittel van Kortessem en bepalen onder meer dat het gebrek aan boeken zo snel mogelijk moet worden opgeheven door het jaarinkomen van een overleden kanunnik gedurende een jaar voor de helft te besteden aan boeken en kerkelijke versierselen, zoals eerder vastgelegd door Willem I, (heer) van Altena en Horn, patroon van de kerk van Kortessem.
- 1259 maart 21
-
Willem I, heer van Altena, erkent dat hij de tienden van Woudrichem en Andel en de helft van die van Giessen uit gunst en niet rechtens houdt van proost, deken en kapittel van Oudmunster te Utrecht voor de duur van zijn leven of van dat van de proost, met de bepaling dat proost, deken en kapittel een eventueel tekort in hun overige goederen uit die tienden mogen aanvullen.
- 1262 oktober 26
-
Meester Reinier, scholaster van Tongeren, provisor van Hendrik II (van Leez), bisschop van Luik, beslecht de geschillen tussen Willem I, heer van Altena, proost van de kerk van Kortessem, en deken en kapittel van Kortessem.
- 1265 april 29
-
Meester Hendrik, deken, en het kapittel van Oudmunster te Utrecht geven na de dood van Willem I, heer van Altena, aan Dirk, zijn zoon, de goederen (in het land van Altena) die Willem van hen in pacht hield tegen een jaarlijkse pacht van 26 mark Keuls. Na de dood van Dirk zal zijn wettige erfgenaam tien mark Keuls betalen voor de ontvangst van deze goederen.
- 1272 augustus 1
-
Dirk III, heer van Altena, verklaart dat hij deken en kapittel van Oudmunster te Utrecht niet zal hinderen bij de verkoop van de tiend van Woudrichem, Giessen en Andel.
- (1227-1279)
-
Oorkonde(n) in het bezit van of uitgevaardigd door Arnoud IV, graaf van Loon, in 1291 in het bezit van de heer van Horn. (Deperditum)
- 1282 december 12
-
Reinoud I, graaf van Gelre en hertog van Limburg, oorkondt dat Willem II, heer van Horn (en Altena) en zijn eerstgeboren zoon Willem, ten behoeve van de abdij van Thorn afstand doet van alle heffingen en beden die hij als voogd van het land van Thorn kan heffen.
- 1288 maart 29
-
Walram, heer van Valkenburg en Monschau, oorkondt dat zijn leenman Willem II, heer van Horn en Altena, hem tot wederopzegging toestaat tol te heffen in diens gebied.
- 1291 februari 11
-
Walram, heer van Monschau en Valkenburg, en Jan I, heer van Cuijk, bepalen als scheidslieden in het geschil tussen Arnoud, graaf van Loon, en Willem II, heer van Horn en Altena, dat Arnoud gehouden is de oorkonde(n) van zijn grootvader, die de heer van Horn heeft, in acht te nemen.