Lijstweergave
- 1250 mei 19
-
Rooms-koning Willem, graaf van Holland, beleent Willem, abt van Sint-Truiden, en diens opvolgers met de voogdij over de goederen en de lieden van de abdij te Aalburg en de aangrenzende dorpen, met de bepaling dat zij dat leen zullen verheffen voor één mark zilver. Tevens belooft hij de abdij en haar onderhorigen in bescherming te nemen.
- 1250 juni 9
-
Rooms-koning Willem, graaf van Holland, beleent Willem, abt van Sint-Truiden, en diens opvolgers voor altijd met de voogdij van de goederen en de lieden van de abdij in en om Aalburg, met de bepaling dat zij dat leen zullen verheffen voor 1 mark zilver, en zegt de abdij en haar onderhorigen bescherming toe tegen allen die hun schade mochten toebrengen.
- 1265 april 29
-
Meester Hendrik, deken, en het kapittel van Oudmunster te Utrecht geven na de dood van Willem I, heer van Altena, aan Dirk, zijn zoon, de goederen (in het land van Altena) die Willem van hen in pacht hield tegen een jaarlijkse pacht van 26 mark Keuls. Na de dood van Dirk zal zijn wettige erfgenaam tien mark Keuls betalen voor de ontvangst van deze goederen.
- 1274 maart 3
-
Jan, heer van Megen, zendt zijn bode naar deken en kapittel van Sint-Servaas te Maastricht met een pachtsom van drie mark (uit de tiend van Megen) en verzoekt het kapittel goedkeuring te hechten aan hetgeen zijn bode mededeelt over de personen die borg staan bij de verkoop van deze pacht, die voor vijftien jaar is gevestigd en hierover schriftelijk aan hem te berichten.
- 1274 maart 16
-
Nicolaas Lillart, Gerard, zoon van Hendrik Graet, de weduwe van Hendrik en de andere zonen van Hendrik Graet, burgers van ’s-Hertogenbosch, verklaren dat zij de tiend van Megen voor een periode van vijftien jaar hebben gepacht van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht tegen een jaarlijkse som van drie mark Keuls en dat zij prior en convent van het Wilhelmietenklooster Porta Celi te ’s-Hertogenbosch als borgen voor de betaling en de betalingsvoorwaarden hebben aangesteld en dit verklaren onder het zegel van prior en convent.
- 1289 december 30
-
Adolf VII, graaf van Berg, vraagt aan Jan I, heer van Cuijk, de aan hem verschuldigde twaalf mark te geven aan Hendrik Vustinc, de brenger van deze brief.
- 1292 juni 30
-
Everard, graaf van de Mark, Jan I, heer van Cuijk, Krafto, heer van Greifenstein, en Lodewijk, plaatsvervangend heer van Rheingau, bepalen in het geschil tussen Jan I, hertog van Brabant, en Adolf, rooms-koning, inzake de goederen van het hertogdom Limburg dat deze binnen veertien dagen aan Jan moeten worden overgedragen met hetzelfde recht als de eerdere hertogen van Limburg die van de keizer hielden. Tevens beloven zij binnen dezelfde periode een beslissing te nemen en af te kondigen over de af te sluiten vriendschapsband tussen beide partijen.
- 1292 september 22
-
Rooms-koning Adolf wijst aan Jan I, hertog van Brabant, verschillende tollen toe en inkomsten tussen de Moezel en de zee, als garantie voor de terugbetaling van de van hem geleende 16.000 mark Keuls en bepaalt onder meer dat Krafto van Greifenstein of na zijn overlijden één van zijn opvolgers, onder wie Jan van Cuijk, altijd de hertog of zijn opvolgers zal moeten toestaan de burcht Kaiserswerth te gebruiken.
- [ca. 1292-1293]
-
Schout, schepenen en gemeente van Leiden delen aan Jan, heer van Heusden, ridder, de toltarieven mee die de Leidse kooplieden vanouds verschuldigd zijn bij de tol van Heusden en verzoeken hem die te handhaven.
- 1301 juni 28
-
Deken en kapittel van Oudmunster te Utrecht geven de goederen die Willem II van Horn, heer van Altena, van hen in pacht hield, aan diens zoon Gerard tegen een jaarlijkse pacht van 26 mark Keuls. Na de dood van Gerard zal zijn wettige erfgenaam tien mark Keuls betalen voor de ontvangst van deze goederen.