Lijstweergave
- 1261 april 12
-
Paus Alexander IV bekrachtigt de schenking van het patronaatsrecht van Beesd en van de daarbij behorende kapellen te Rumpt en Gellicum aan de abdij Mariënweerd door de graaf van Gelre en de heer van Cuijk, met instemming van de bisschop van Utrecht.
- 1261 september 16
-
Paus Urbanus IV bekrachtigt de schenking van het patronaatsrecht van Beesd en van de daarbij behorende kapellen te Rumpt en Gellicum aan de abdij Mariënweerd door de graaf van Gelre en de heer van Cuijk, met instemming van de bisschop van Utrecht.
- 1261 september 24
-
Paus Urbanus IV neemt de abdij Mariënweerd in bescherming en bevestigt haar in alle bezittingen en rechten, waaronder de hoven te Mill en Hal.
- 1267 mei 13
-
Hendrik I (van Vianden), bisschop van Utrecht, bevestigt de schenking van het patronaatsrecht van Beesd door Otto II, graaf van Gelre, en Jan I, heer van Cuijk, aan de abdij Mariënweerd.
- 1269 mei 4
-
Jan I, hertog van Brabant, geeft aan Willem, heer van Horn, ridder, de villa Loon op Zand met de hoge en lage rechtspraak en met de heiden, moeren en woeste gronden, alsmede een derde van de tiend van Tilburg en het bouwland met bossen en beemden te Udenhout in leen.
- 1283 november 21
-
Lodewijk, heer van Leefdaal, schenkt bij testament onder meer aan de minderbroeders te 's-Hertogenbosch twintig schelling Leuvens.
- 1284 augustus 3
-
Brustijn, schepen en vice-schout van Grave, en schepenen van Grave oorkonden dat Hille, dochter van Gozewijn van Mill, haar roerende en onroerende goederen zeven jaar eerder aan de abdij Mariënweerd heeft geschonken en dat zij deze schenking samen met haar voogd, Jan Neve, inwoner van Mill, hernieuwt.
- 1287 juli 7
-
Walram, heer van Valkenburg, doet met Philippa, zijn echtgenote, ten gunste van Reinoud I, graaf van Gelre, afstand van al het recht dat hun toekomt op bepaalde sommen geld, die wijlen de heer van Cuijk en zijn echtgenote, zuster van genoemde Philippa, hem verschuldigd zijn vanwege de lijftocht van deze. (Deperditum)
- 1289 december 30
-
Adolf VII, graaf van Berg, vraagt aan Jan I, heer van Cuijk, de aan hem verschuldigde twaalf mark te geven aan Hendrik Vustinc, de brenger van deze brief.
- 1292 juni 30
-
Everard, graaf van de Mark, Jan I, heer van Cuijk, Krafto, heer van Greifenstein, en Lodewijk, plaatsvervangend heer van Rheingau, bepalen in het geschil tussen Jan I, hertog van Brabant, en Adolf, rooms-koning, inzake de goederen van het hertogdom Limburg dat deze binnen veertien dagen aan Jan moeten worden overgedragen met hetzelfde recht als de eerdere hertogen van Limburg die van de keizer hielden. Tevens beloven zij binnen dezelfde periode een beslissing te nemen en af te kondigen over de af te sluiten vriendschapsband tussen beide partijen.