Lijstweergave
- 1260 (april 2 - vóór eind mei 1260)
-
Jan I, heer van Cuijk, vidimeert en bevestigt de schenking door zijn vader Hendrik III, heer van Cuijk, van diens aandeel in het patronaatsrecht van Beesd aan de abdij Mariënweerd.
- 1261 april 12
-
Paus Alexander IV bekrachtigt de schenking van het patronaatsrecht van Beesd en van de daarbij behorende kapellen te Rumpt en Gellicum aan de abdij Mariënweerd door de graaf van Gelre en de heer van Cuijk, met instemming van de bisschop van Utrecht.
- 1261 september 16
-
Paus Urbanus IV bekrachtigt de schenking van het patronaatsrecht van Beesd en van de daarbij behorende kapellen te Rumpt en Gellicum aan de abdij Mariënweerd door de graaf van Gelre en de heer van Cuijk, met instemming van de bisschop van Utrecht.
- 1267 mei 13
-
Hendrik I (van Vianden), bisschop van Utrecht, bevestigt de schenking van het patronaatsrecht van Beesd door Otto II, graaf van Gelre, en Jan I, heer van Cuijk, aan de abdij Mariënweerd.
- 1298 oktober 25
-
Willem, bisschop van Utrecht, oorkondt dat Jan I, hertog van Brabant, en Jan I, heer van Cuijk, hem 1.000 pond zwarte Tournoois en 3.000 pond Brabants hebben betaald van een schuld van 5.000 pond zwarte Tournoois en 4.000 pond Brabants.
- 1312 december 7
-
Gwijde, bisschop van Utrecht, vidimeert en bevestigt de oorkonde verleend door Otto, bisschop van Utrecht, aan de abdij van Berne d.d. 1248 juli 8.
- (1156 - vóór 1160 juli 25)
-
Hendrik II (van Leez), bisschop van Luik, staat op verzoek van Robert, abt van Mariënweerd, en Godfried (van Rhenen), bisschop van Utrecht, aan de abdij Mariënweerd toe om op het goed Pisla (te Mill) de mis op te dragen en de broeders te begraven, onder voorbehoud van de rechten van de parochiepriester.
- (vóór 24 september) 1166
-
Godfried (van Rhenen), bisschop van Utrecht, bevestigt op verzoek van Robert, abt van Mariënweerd, de abdij in haar bezittingen en rechten, waaronder die te Mill.
- (vóór 1261 april 12)
-
Schenking aan de abdij Mariënweerd van het patronaatsrecht van Beesd en de daarbij horende kapellen te Rumpt en Gellicum door (Otto II), graaf van Gelre, en (Hendrik III), heer van Cuijk, met instemming van de bisschop van Utrecht. (Deperditum)