Dirk III, heer van Altena, geeft aan de kaulieten van Sint-Elisabethsdal te Nunhem het derde deel van de tiend van Maasbree met het patronaatsrecht van de kerk aldaar, zeventien bunder land te Stevensweert, een jaarlijkse cijns van twaalf malder graan, een jaarrente van dertig schelling Keuls uit zijn land te Heel en een halve mark uit de kleine tiend van Maasbree voor kleding, een jaarrente van 30 schelling Keuls uit zijn visrecht te Woudrichem voor de aankoop van wijn en 2000 haringen aldaar, een bunder weiland te Kessenich voor het onderhoud van paarden en zijn aandeel in het patronaatsrecht van de kerken van Waldfeucht en Braunsrath. Tevens wijst hij Sint-Elisabethsdal met alle aangehorigheden toe aan de kaulieten, evenals het gehele bos daar dichtbij gelegen en schenkt hun het eeuwig gebruik van het bos Roghelabroc en Ghesthele, en van de gemene gronden van Buggenum, Nunhem, Roggel en Haelen.
A. Maastricht, Regionaal Historisch Centrum Limburg, toegangsnr. 14.D035, archief klooster Sint-Elisabethsdal te Nunhem, inv. nr. 90. Beschadigd met tekstverlies. Aan de bovenrand lettersporen.
Aantekening op de achterzijde: 1o door 13e-eeuwse hand: [***]nis domini Theoderici de Altena. – 2o door 14e-eeuwse hand: De redditibus domini Theoderici. – 3o door 14e-eeuwse hand: Littera fundacionis. – 4o door 15e-eeuwse hand: A. J.
Bezegeling: [SD1] uithangend bevestigd, maar verloren zegel van Dirk III, heer van Altena.
B. 1292 december 12, Maastricht, Regionaal Historisch Centrum Limburg, toegangsnr. 14.D035, archief klooster Sint-Elisabethsdal te Nunhem, inv. nr. 92, vidimus door Siegfried, aartsbisschop van Keulen, zie Van Synghel, DONB, nr. 1292.12.12.
a. Wolters, Necrologium, in PSHAL 17 (uit 1880) 5-6, naar achttiende-eeuwse editie van Miraeus-Foppens.
Schutgens, Inventaris, 101-102, nr. 3 (met afbeelding voor p. 101).
Voor de bevestiging van deze schenking door Willem, heer van Horn, en door de bisschop van Luik, zie Van Synghel, DONB, nrs. 1240.11.08 en 1241.03.30(na 1240.10.08). Voor de uitgave van het vidimus, vermeld onder B, zie Van Synghel, DONB, nr. 1292.12.12.
De lacunes in A zijn aangevuld naar B.
Egoa Theodericus, dominus de Althena, notum facio presentibus et futuris quod ego intuitu divine remunerationis et honore beate Marie et sancte Elysabeth fratribus de ordine Vallis Caulium Deo servientibus et servituris imperpetuum in domo que dicitur Vallis sancte Elysabeth, sita in allodio meo, dedi et concessi in liberam ac perpetuam elemosinam terciam partem totius decime de Brede, libere et pacifice imperpetuum possidendam, cum iure patronatus ecclesie eiusdem ville ad me pertinente, quod eisdem fratribus dedi imperpetuum et concessi. Preterea dictis fratribus dedi imperpetuum decem et septem bonaria terre de allodio meo apud Werde, quam emi a domino Watghero de Werde, donec pro predicta terra eis assignaverim, si voluero, alium redditum triginta et quatuor maldra siliginis sufficienter valentem, et tunc dicta terra ad me libere revertetur. Dedi similiter imperpetuum predictis fratribus duodecim maldra frumenti sufficientis in curia mea in Werde, reddenda singulis annis imperpetuum ab hisb qui ibidem coluerint vel tenuerint terras meas curie predicte, donec alium redditum qui gratus sit dictis fratribus eis assignavero competenter in commutationem eiusdem frumenti. Dedi insuper sepedictis fratribus imperpetuum pro vestibus eorum annuis tres marcas, scilicet triginta solidos Coloniensis reddendos singulis annis ab [hiis]c qui tenent vel tenebunt imperpetuum terram meam de Hedel, que vocat[u]r de Bremete, quam emi a domino Florentio de Horst, et dimidiam marcam percipiendam singulis annis in minuta decima de Brede. Pro vino etiam emendo assignavi supradictis fratribus triginta solidos Coloniensis percipiendos singulis annis imperpetuum in piscaria mea de Waltrechem. Assignavi similiter imperpetuum eisdem fratribus duo milia allecciorum, reddenda singulis annis in Waltrechem in festod sancti Luce evanglistee. Ad equos autem predicte domus sustentandos dedi imperpetuum eisdem fratribus unum bonarium prati, situm apud Kessenicf. Dedi etiam iamdictis fratribus quicquid pertinebat ad me de iure patronatus ecclesie de Watfuthe et ecclesie de Brunesrode. Locum vero prenominatum Vallis sancte Elysabeth cum omnibus appenditiis et cum omnibus aasiamentis fluminis subiacentis dedi imperpetuum fratribus supradictis et totum boscum quod cum fundo terre emi a Willelmo de Vndorthens de consensu uxoris sue predicte domui proximum. Concessi etiam eisdem perpetuum usuarium in bosco qui dicitur Roghelabroc et Ghesthele et in toto communi usuario de Buchnem et Nuhenem et Roghele et Halen.
In huius rei testimonium et confirmationem perpetuam presentem cartam feci sigilli mei munimine roborarig.
Anno Domini millesimo ducentesimo quadragesimo, mense octobri, in festo sancti Dionisiih.
- Dirk III, heer van Altena
- •
- Caulieten
- •
- klooster van Sint-Elisabethsdal
- •
- Nunhem
- •
- Maasbree
- •
- Stevensweert
- •
- Wouter van Stevensweert
- •
- Heel
- •
- Florentius van Horst
- •
- Bremete (onder Heel)
- •
- Woudrichem
- •
- Kessenich
- •
- Waldfeucht
- •
- Braunsrath
- •
- Willem van Undorthens
- •
- Roghelabroc
- •
- Ghesthele
- •
- Buggenum
- •
- Roggel
- •
- Haelen