Jan I, hertog van Brabant, schenkt aan zijn leenman Willem, heer van Horn, ter verbetering van diens leen jaarlijks 80 pond Leuvens, te ontvangen uit het lood en geleide van ’s-Hertogenbosch na de dood van vrouwe Maria, echtgenote van de heer van Perwez, vrouwe van Ninove, onder voorbehoud dat hij en zijn erfgenamen deze betaling voor 800 pond kunnen afkopen.
A. Dülmen, Herzog von Croy'sches Archiv, Archiv Herzögliches Haus, Erb- und Familienprozesse, Charters Horn M III 1, oorkonde ad datum 1271 februari 2. Beschadigd met tekstverlies.
Geen middeleeuwse aantekening op de achterzijde.
Bezegeling: S1 uithangend bevestigd zegel van Jan I, hertog van Brabant, zwaar beschadigd, van bruine was (voor een beschrijving en afbeelding van dit zegel, zie Laurent, Les sceaux, I-1, 266-267, nr. 25 en II, pl. 114, r. 25). – S2 uithangend bevestigd zegel van Hendrik van Leuven, heer van Herstal, zwaar beschadigd, van bruine was, met CS2, randschrift rechtsboven beschadigd. – S3 beschadigd uithangend zegel van Wouter Berthout, heer van Mechelen, van bruine was, met CS3, beschadigd (voor een beschrijving en afbeelding van dit zegel met tegenzegel, zie Croenen, Familie, 326-327, afb. 90 en 91). – [SD4] uithangend bevestigd, maar verloren zegel van Hendrik, heer van Boutersem.
a. Butkens, Trophées, I Preuves, 104, naar A. – b. Wolters, Notice historique, 215, naar a. – c. Camps, ONB I, 422, nr. 333, naar a.
Het gebruik van de paasstijl door de hertogen van Brabant is aangenomen, zie Camps, ONB I, XXI en nr. 333.
Iohannesa, Dei gratia dux Lotharingie et Brabantie, universis presentes litteras visuris salutem cum notitia veritatis.
Noveritis universi quod nos nobili viro domino Wilhelmo, domino de Horne, dilecto et fideli nostro, meritis suis exigentibus in augmentationem feodi sui octoginta libras Louaniensis damus et eas ad redditus nostros in Buscoducis qui vulgaliter loet et ghieleide appelantur post decessum nobilis domine Marie, quondam uxoris domini .. de Perweis bone memorie, domine de Nineue, assignamus perpetuo capiendas annuatim et habendas, hoc condicto quod nos dictas octoginta libras vel heredes nostri pro octogintis libris redimere possumus et valemus pro libito [nostre vol]untatis.
In cuius rei testimonium sigillum [nostrum] presentibus litteris est appen[sum. Nos vero] dominus Henricus de Louanio, dominus de Harstallio, Walterus Berthaus, dominus Maghlinie, [et Henric]us de Batresm, qui predictis interfuimus, ad requisitionem illustris viri [domini nostri p]redicti ducis videlicet Lotharingie et Brabantie una cum sigillo eiusdem domini no[stri in testi]monium et maiorem evidentiam predictorum litteris presentibus sigilla nostra duxim[us affig]enda.
Datum et actum anno Domini Mo CCo LXXo primo, in die Purificationis beate Virginisb.