Walram, heer van Valkenburg, verklaart niet te weten dat de heer van Cuijk aan de bisschop van Utrecht 4.000 pond zou hebben kwijtgescholden voor de aflossing van de huizen van het Sticht, die de heer van Cuijk in pand had.
[A]. Niet voorhanden.
B. ca. 1299, Den Haag, Nationaal Archief, toegangsnr. 3.01.01, archief van de graven van Holland, inv. nr. 2144 (voorheen LRK nr. 1a = papieren cartularium van de graven van Holland, fol. 8. – C. 1316, Den Haag, Nationaal Archief, toegangsnr. 3.01.01, archief van de Graven van Holland, inv. nr. 2145 (voorheen LRK nr. 41 = afschrift van B), fol. 13v, naar B.
Het Nationaal Archief Den Haag stelt geen scans beschikbaar van afschrift B en het register is niet raadpleegbaar. Bijgevolg is onderstaande transcriptie gebaseerd op afschrift C.
Het gebruik van de paasstijl is verondersteld. In het geval kerst- of jaardagstijl zou zijn toegepast, zou deze oorkonde op 1 maart 1294 zijn uitgevaardigd.
Wi Walrauen, here van Valkenburch, maken cont alle denghenen die dese lettere sullen sien ofte horen lesen dat ons dat niet cont en es dat die here van Kuyc quite soude hebben ghescouden den biscop van Vtrecht omme IIIIM lb. van den lossinghen van den husen des Stichts, die de heere van Kuyc beseten hadde.
In orconde van desen brieve beseghelt mit onsen zeghele.
Ghegheven in ons Heren iaren M CC XCIIII, des manendaghes na Grote Vastelavonde.