Schepenen van Grave oorkonden dat Godso Sutor aan Ywein, zoon van Lutgard, een jaarlijkse erfcijns van een pond verschuldigd is, gevestigd op zijn woonhuis en erfgoed te Grave.
A. Grave, Verzorgingshuis Maaszicht, archief Sint-Catharinagasthuis Grave, inv. nr. 774. In rechter bovenhoek met touw gehecht aan de oorkonde d.d. 1308 dec. 21.
Aantekening op de achterzijde: 1o door 14e-eeuwse hand: Gotso Sutor lb. – 2o door andere 14e-eeuwse hand: Moneta [Vib]eken die Scoemeker ende Merse[r]iis die Scomeker ex domo in qua morantur. – 3o door 15e-eeuwse hand: Graue.
Bezegeling: S1 uithangend bevestigd zegel van Jan, zoon van Lidekin, schepen van Grave, beschadigd, van groene was. – S2 uithangend bevestigd zegel van Alexander (van het Wijnhuis), schepen van Grave, randschrift beschadigd, van groene was.
Het gebruik van de paasstijl is verondersteld. In het geval kerst-, jaardag- of boodschapstijl zou zijn toegepast, zou deze oorkonde op 4 februari 1299 zijn uitgevaardigd.
Nosa Iohannes, filius Lydekine, et Alexander, scabini in Gravia, notum facimus universis presentes litteras inspecturis publice in eisdem protestantes quod Godso Sutor recognovit se teneri de domo et hereditate sua super qua moratur, sita inter Aleydis, relicte quondam Theoderici de Osse, et Yuwani, filii quondam Lutgardis, hereditates, Yuwano iam predicto in annuo et hereditario censu unius libre anno quolibet ad festum beati Martini hyemalis dicto Yuwano et post ipsum suis legitimis successoribus pre aliis omnibus, annuum et hereditarium censum in dicta hereditate seu ad dictam hereditatem habentibus precipue et hereditarie persolvendum de eadem in eo iure penitus et pagamento quibus annui et hereditarii census domini terre in oppido de Grauiab sunt solvendi, presentium nostrarum testimonio litterarum.
Datum anno Domini Mo CCo XCo IXo, feria quarta post Purificationem beate Marie.