Schepenen van Grave oorkonden dat Jacob Spaenrebeen verschuldigd is aan Koenraad Sartor ten behoeve van de Tafel van de Heilige Geest te Grave een jaarlijkse erfrente van drie een een halve malder rogge, gevestigd op het erfgoed waar hij woont en op zijn hof (te Grave).
A. Grave, Verzorgingshuis Maaszicht, archief Sint-Catharinagasthuis Grave, inv. nr. 1179.
Aantekening op de achterzijde: 1o door 14e-eeuwse hand: III½ maldra siliginis ad hereditatem Iacobi dicti Spaenrebeen Martini hyemalis. –2o door 15e-eeuwse hand: Heynken Bemer XI½ vaet roggen; Wancem die Smyt VIII vate.
Bezegeling: S1 uithangend bevestigd zegel van Jan, zoon van Lidekin, schepen van Grave, zwaar beschadigd, van groene was. – S2 uithangend bevestigd zegel van Willem Albus, schepen van Grave, zwaar beschadigd, van bruingroene was. – S3 uithangend bevestigd zegel van Alexander de Domo Vini (van het Wijnhuis), schepen van Grave, zwaar beschadigd, van groene was. – [S4] uithangend bevestigd, maar verloren zegel van Willem van Wijchen, schepen van Grave. – S5 uithangend bevestigd zegel van Jan van Deursen, schepen van Grave, zwaar beschadigd, van groene was.
Universisa presentes litteras visuris et audituris Iohannes, filius Lydekine, Wilhelmus Albus, Alexander de deb Domo Vini, Wilhelmus de Wiighen et Iohannes de Dorne, scabini in Grauia, salutem cum noticia veritatis.
Noveritis quod Iacobus dictus Spaenrebeen coram nobis constitutus recognovit se teneri Conrardo Sartori ad opus et usum Tabule Sancti Spiritus ad hereditatem suam super quam idem Iacobus moratur, sitam inter magistri Henrici Fabri et Iohannis, filii Fyssie, hereditates, necnon ad ortum suum, situm ultra pontem, in tribus et dimidio maldris siliginis in mensura Grauensi, talis videlicet siliginis cum quali scabini dictaverint quod ipse Iacobus ipsum Conrardum bene poterit pagare de festo sancti Martini nunc ad unum annum penitus et deinde hereditarie et perpetue de predictis hereditatibus persolvendis. Propter hoc autem quia iste hereditates predicte pro annua pensione trium et dimidii maldrorum siliginis predictorum reputantur minimine valentes, promiserunt predictus Iacobus et Hubertus Taeschart, frater suus, tanquam principales debitores indivisi prenotato Conrardo ad opus Tabule predicte unum maldrum siliginis annuum ad aliam hereditatem competentem infra unum annum emptionis tytulo comparare ad relevandum hereditates supradictas, quo ad aliam competentem hereditatem comparato aut empto promisit sepedictus Conrardus de tribus et dimidio maldris siliginis unum maldrum ipsi sepedicto Iacobo defalcare.
In cuius rei testimonium sigilla nostra duximus presentibus apponenda.
Datum anno Domini Mo CCCo secundo, feria tertia ante festum sancti Martini hyemalis.
- Jan, zoon van Lidekin, schepen van Grave
- •
- Willem Albus, schepen van Grave
- •
- Alexander de Domo Vini (van het Wijnhuis), schepen van Grave
- •
- Willem van Wijchen, schepen van Grave
- •
- Jan van Deursen, schepen van Grave
- •
- Jacob Spaenrebeen
- •
- Koenraad Sartor
- •
- Tafel van de Heilige Geest te Grave
- •
- meester Hendrik Faber
- •
- Jan, zoon van Fissia
- •
- Jacob Taeschart, broer van Hubert
- •
- Hubert Taeschart, broer van Jacob