Schepenen van Grave oorkonden dat Jordaan van Malden aan Hendrik van Vijschel een jaarlijkse erfcijns van tien schelling verschuldigd is, gevestigd op zijn woonerf.
A. Grave, Verzorgingshuis Maaszicht, archief Sint-Catharinagasthuis Grave, inv. nr. 1866.
Aantekeningen op de achterzijde: 1o door 14e-eeuwse hand: De hereditate Iordani de Malden in festo Pasche X s. – 2o door 15e-eeuwse hand: Dit ghilt Arnt Gobbele soen X s. auds ghelds op Paeschen. – 3o door 16e-eeuwse hand: Gassel.
Bezegeling: S1 uithangend bevestigd zegel van Alexander van het Wijnhuis, schepen van Grave, slechts brokstuk over, van bruine was. – S2 uithangend bevestigd zegel van Willem van Wijchen, schepen van Grave, zwaar beschadigd, van bruine was.
Het gebruik van de paasstijl is verondersteld. In het geval kerst-, jaardag- of boodschapstijl zou zijn toegepast, zou deze oorkonde op 8 januari 1302 zijn uitgevaardigd.
Universisa presentes litteras visuris et audituris Alexander de Domo Vini et Wilhelmus de Wiighen, scabini in Grauia, salutem cum noticia veritatis.
Noveritis quod Iordanus de Malden coram nobis constitutus recognovit se teneri Henrico dicto de Viischel, conservatori presentium, de hereditate sua super quam idem Iordanus moratur, sitam inter hereditatem Mette, filie quondam dicti Kalen, et lapideam domum, in decem solidis annui et hereditarii census, singulis annis in festo Pasche predicto Henrico et post ipsum suis veris successoribus persolvendis in eo iure et pagamento quibus annui et hereditarii census domini terre in oppido de Grauia sunt solvendi.
In cuius rei testimonium sigilla nostra presentibus sunt appensa.
Datum anno Domini Mo CCCo secundo, feria quinta proxima post Purificationem beate Marie virginisb.