Gerard, heer van Horn en Altena, belooft Otto, graaf van Kleef, dat hij de leen- en dienstmannen in het land van Altena, dat hij van de graaf in leen houdt, zal vonnissen en recht doen naar het recht zoals dat vanouds geldig is in het land van Altena.
[A]. Niet voorhanden.
B. 1328 juli 24-november 24, Den Haag, Nationaal Archief, toegangsnr. 3.01.01, archief graven van Holland, inv. nr. 290 (voorheen archief LRK Holland, nr. 7) = register E.L. 6, Suyd-Holland, Amstelland en Waterland, Cas C (klein register Zuid-Holland), fol. 78r, nr. 431, naar [A].
Wi Gherard, here van Hoirne ende van Althena, doen cond allen denghenen die desen brief sullen sien of hoiren lesen ende verghien dies dat wi enen edelen manne, onsen here, heren Otten, grave van Cleue, in goeden trouwen gheloift hebben ende gheloven in desen brieve dat wi allen den mannen ende dienstmannen die roeren van den lande van Althena, also verre als wiit van hem houden, doen sollen vonnessen ende recht alse ghewoenlike ende recht es in den lande van Althena. Wair oic dat wi des niet en deden ende eenich der manne och der dienstmanne voir onsen voirghenoemden here, den grave van Cleue, sich des beclaghede, soe mochte die grave van Cleue senden op onsen cost eenen eersamen man int land van Althena omme die wairhede dairaf te vernemene. Ende vonden hi ons danne in broken, dat souden wi aflaten na rade ons voirghesegheds heren, des graven van Cleuen.
Ommedat wi willen dat dese stucken vast, zeker ende ghestade bliven, soe hebben wi desen voirseiden brief beseghelt met onsen seghele, in kennessen der wairheit.
Ghegheven ende ghemaect int iair ons Heren als men screef XIIIC ende VI, des sonnendaghes na Paischdach.