Schepenen van Grave oorkonden dat Mathias, zoon van Mathias van Laar, aan zijn broer Bado, geestelijke, een jaarlijkse erfcijns van tien schelling verschuldigd is, gevestigd op zijn erfgoed binnen de muren van Grave.
A. Grave, Verzorgingshuis Maaszicht, archief Sint-Catharinagasthuis Grave, inv. nr. 1540.
Geen aantekening op de achterzijde.
Bezegeling: S1 uithangend bevestigd zegel van Willem van Wijchen, schepen van Grave, gaaf, van bruingroene was. – S2 uithangend bevestigd zegel van Jan van Deursen, schepen van Grave, randschrift licht beschadigd, van bruingroene was.
Nosa Wilhelmus de Wiighen et Iohannes de Dorne, scabini Grauenses, protestamur quod Matheus, filius Mathei de Lare, coram nobis constitutus recognovit se debere de hereditate sua, sita apud hereditatem matris sue infra muros Grauenses, Badoni, fratri suo, clerico, presentium servatori, annuum et hereditarium censum decem solidorum, grosso veteri regis Turonensi pro sedecim denariis, antiquo Brabantino pro quatuor, Hollandensi pro duobus et bono nigro Turonensi parvo pro uno denario computato, singulis annis festo Nativitatis Christi predicto Badoni et eius heredibus persolvendum.
In cuius rei testimonium sigilla nostra presentibus sunt appensa.
Datum anno Domini Mo CCCo septimo, die Sacramenti.