Jan I, heer van Cuijk, Willem, heer van Boxtel, en Bernard, pastoor van Vuren, maken bekend dat zij aanwezig waren op het kerkhof te Rijswijk bij de belening van het huis te Giessen door wijlen Willem, heer van Horn, aan Arnoud van Giessen, zoon van Vastraad van Giessen.
A. Den Haag, Nationaal Archief, toegangsnr. 3.19.02, archief Heren van Altena, inv. nr. 30.
Aangezien het gebruik van de paasstijl in een oorkonde van de heer van Cuijk is vastgesteld in 1295, zie Van Synghel, DONB, nr. 1295.01.25, is hier paasstijl aangenomen.
Wia Ian, here van Kuyc, Willem, here van Boecstele, ende Bernaert, de pape van Vueren, doen cont allen luden dat her Arnout van Ghiesenen, heren Vastraetds sone van Ghiesenen, quam te Risewiic op den kerchof ende ontfinc siin huis te Ghiesenen van heren Willemen, den here van Hornen, die doet es, die vader was des heren van Horne, daer wi in ieghenwoerden waren.
Ende ommedat ons dit cont ende kenleec es, soe hebbe wi desen brief besegelt met onsen segelen.
Die wart ghemaect in iaer ons Heren doe men screef dusentech driehondert ende zevene, des vriendaghes voer Palmesonnendagheb.