U bent hier: Home Database Oorkonden

nr. 1308.05.15
1308 mei 15

Jan I, heer van Cuijk, oorkondt dat hij aan deken en kapittel te Grave ten behoeve van de door hem nieuw gestichte prebenden 58 morgen akkerland te Tiel, een jaarrente van 21 pond met 35 hoenders binnen Tiel, een rente van drie mud rogge en drie mud haver te Overasselt uit de goederen van Schonenburg en een jaarrente van 40 pond zwarte Tournoois uit zijn molens en de gruit te Grave schenkt, en dat de jaarrente van 40 pond uit de eerste betaling uit de molens en de gruit zal geschieden. Tevens draagt hij het benoemingsrecht van de kosterij en de scholen te Grave over aan deken en kapittel. Zijn zoon Jan, proost van Maastricht en Leuven, en zijn kleinzoon Jan van Cuijk bezegelen mede.

Origineel

[A]. Niet voorhanden.

Afschrift

B. 1469 november 15, Grave, BHIC, toegangsnr. 7071, Collectie Walter, inv. nr. 11, gewaarmerkt afschrift op perkament door Johannes de Monte uit Asten, notaris, naar [A].

Uitgave
Niet eerder uitgegeven.
Regest
Van Agt-Essink, Inventarissen, 72, reg. nr. 1.
Samenhang
Onderhavige oorkonde hangt nauw samen met de oorkonde van Jan I, heer van Cuijk, inzake de vaststelling van de prebenden van deken en kanunniken van Grave, met de instemming van de bisschop van Luik, de deken van Cuijk, de pastoor van Grave, zijn echtgenote Jutta, hun zonen en Jan, kleinzoon van de heer van Cuijk, zie Van Synghel, DONB, nr. 1308.05.23.
Afbeelding 11308.05.15afschriftB
Volledig scherm

Nos Iohannes, dominus de Kuyck, notum facimus universis presentes litteras visuris et audituris cum nos discretis viris decani et capitulo ecclesie Grauensis ad prebendas per nos ibidem de novo dotatas contulimus et assignavimus hec bona et hos annuos redditus, videlicet quinquaginta octo iugera terre arabilis vel circiter, sita apud Tyele, viginti et unam libras annuas cum triginta quinque pullis infra dictum opidum de Tyele, tres modios siliginis cum tribus modiis avene in mensura de Busco apud Oeuerassel ex bonis de Schonenberghe, que quondam fuerant domini Theodrici dicti Pansyer, ac quadraginta libras annuos nigrorum Turonensis ex molendinis nostris Grauensibus et fermento, volumus, ordinamus et statuimus quod dictis decano et capitulo, quicumque pro tempore fuerint, per nos et nostros heredes presentes et futuros aut per eorum officiatos predicte quadraginta libre annue, quas ad dicta molendino nostra et fermentum eis assignavimus, singulis annis ex prima solucione pensionis prefatorum molendinorum et fermenti sine contradictione aliqua portagantur. Pretereaomnem auctoritatem quam nos habemus et nostri heredes habiture sunt in matricularia et scolis Grauensis conferendis contulimus decano et capitulo supradictis, ita quod collatio dictorum matricularie et scolarum de cetero perpetue pertinerit ad eosdem.

In cuius rei testimonium sigillum nostrum unacum sigillis filii nostri Iohannis, Traiectensis et Louaniensis ecclesiarum prepositi, et Iohannis de Kuyck, nostri nepotis, presentibus est appensum.

Et nos Iohannes, prepositus, ac Iohannes de Kuyck iam predicti ob premissorum maiorem securitatem sigilla nostra presentibus duximus apponenda.

Datum anno Domini millesimo CCCo octavo, feria quarta post festum sancti Seruatii episcopi.


Document acties