Lijstweergave
- 1291 oktober 1
-
Schepenen van Grave oorkonden dat Gijsbert Drent, priester, van Bruist, burger van Grave, ten behoeve van zijn kinderen een jaarlijkse erfcijns van zes schelling en acht penning Leuvens verworven heeft, rustend op erfgoed te Grave.
- 1300 februari 3
-
Schepenen van Grave oorkonden dat Godso Sutor aan Ywein, zoon van Lutgard, een jaarlijkse erfcijns van een pond verschuldigd is, gevestigd op zijn woonhuis en erfgoed te Grave.
- 1301 april 1-30
-
Schepenen van Grave oorkonden dat Jacob van Haps aan Herman van den Steenakker een stuk land te Haps overdraagt tegen een jaarlijkse erfrente van drie malder rogge en dat Jacob en Herman het vee daar gelijkelijk zullen verdelen.
- 1302 november 6
-
Schepenen van Grave oorkonden dat Jacob Spaenrebeen verschuldigd is aan Koenraad Sartor ten behoeve van de Tafel van de Heilige Geest te Grave een jaarlijkse erfrente van drie een een halve malder rogge, gevestigd op het erfgoed waar hij woont en op zijn hof (te Grave).
- 1303 februari 7
-
Schepenen van Grave oorkonden dat Jordaan van Malden aan Hendrik van Vijschel een jaarlijkse erfcijns van tien schelling verschuldigd is, gevestigd op zijn woonerf.
- 1304 april 8
-
Schepenen van Grave oorkonden dat Jan van Deursen schenkt aan de Tafel van de Heilige Geest te Grave een jaarlijkse erfrente van 35 schelling, gevestigd op een huisplaats te Deursen en op twee stukken land te Luttelveld.
- 1309 maart 23
-
Schepenen van Grave oorkonden dat Jordaan van Malden aan het Sint-Catharinagasthuis te Grave een jaarlijkse erfcijns van 30 schelling verschuldigd is, gevestigd op zijn erfgoed te Grave en op een jaarrente van vijf schelling.
- 1310 maart 12
-
Schepenen van Grave oorkonden dat Dirk Priker aan Hubert, zoon van Geertrui, een jaarlijkse erfcijns van tien schelling en twee penning verschuldigd is, gevestigd op zijn tuin nabij de stadsgracht te Grave, en bepalen op welke voorwaarde Dirk afstand kan doen van de tuin met bijbehorende cijns.
- 1310 december 13
-
Schepenen van Grave oorkonden dat Bodo van Uden ten overstaan van hen en van Jan, zoon van Lidekin, richter, verkoopt aan het gasthuis te Grave een jaarlijkse erfpacht van acht malder rogge, gevestigd op goederen te Linden, die hij van de heer van Cuijk in leen houdt.
- 1312 mei 3
-
Schepenen van Grave oorkonden dat Willem Witte aan de Tafel van de Heilige Geest te Grave een jaarlijkse rente van zes schelling verschuldigd is, gevestigd op zijn erfgoed.